Engels : Nederlands
put through = doorverbinden
at a stretch = achter elkaar
guess = veronderstellen / aannemen
be employed = een baan hebben
off sick = met ziekteverlof
temporary replacement = tijdelijke vervanger
night shift = nachtploeg
school of catering and hospitality = soort hotelvakschool
application form = sollicitatieformulier
rate of pay = loon
GCSE / General Certificate of Secondary Education = Brits examenniveau (ong. vmbo) / Brits examenniveau / vmbo
suit = uitkomen / schikken
classified ad = kleine advertentie
A level = Brits examenniveau (ong. vwo) / Brits examenniveau / vwo
cope with = verdragen / aankunnen
have a go = poging wagen
ability = vermogen
child labour = kinderarbeid
warehouse = pakhuis / magazijn
raid = inval / politieoverval
badge = politiepenning
labour = werk / werken
supervise = toezicht houden
bid = bieden / bieden op / bod
sigh = zuchten
site = locatie
corporate = bedrijfs / van een bedrijf
team-building = teamgeest opbouwen / teambuilding
lunatic = gek / krankzinnige
goggles = beschermende bril / bril
invest = investeren
leading = toonaangevend
judge = beoordelen
presentable = representatief