Engels : Nederlands
musician = muzikant
approach = naderen
copy = nadoen
extent = omvang
subject = onderwerp
education = onderwijs
cause and effect = oorzaak en gevolg
put forward = opperen
venue = plaats van optreden
wealth = rijkdom
gossip = roddel
fame = roem
flavour = smaak
determined = vastbesloten
waste = verkwisting
especially = vooral
lousy = waardeloos
refuse = weigeren
whine = zeuren
imagine = zich voorstellen / verbeelden
feel like = zin hebben om
as well as = zowel ... als