Engels : Nederlands
miserable = rot/slecht
matter = probleem
often = vaak/dikwijls
mean = gemeen
to fancy = leuk vinden/een oogje hebben op
anyway = in ieder geval
favourite subject = lievelingsvak
wrong = verkeerd
lesson = les
answer = antwoord
exercise = oefening
usually = gewoonlijk
homework club = huiswerkclub
to borrow = lenen
to mess up = rommeltje maken van
to have back = terugkrijgen
cross = boos
relationship = relatie
to be on about = doorzeuren over
to boss about = commanderen
after-school club = buitenschoolse activiteit
confusing = verwarrend