Frans : Nederlands le soleil = de zon brûlant = gloeiend heet avoir mal au coeur = misselijk zijn une insolation = een zonnesteek la fièvre = de koorts en attendant = ondertussen se reposer = rusten végétarien, végétarienne / végétarien / végétarienne = vegetariër la viande = het vlees savoir = weten les légumes = de groente un oeuf = een ei le fromage = de kaas la noix = de noot le poisson = de vis durable = duurzaam sain = gezond ils vivent = zij leven / ze leven la santé = de gezondheid d’après = volgens commander = bestellen