Frans : Nederlands accueillir = ontvangen la nuisance = de overlast s'étendre = zich uitbreiden le carburant = de brandstof poursuivre = vervolgen la subvention = de subsidie atteindre = bereiken le soutien = de steun à la charge de = voor rekening van la borne = het paaltje parcourir = afleggen en faveur de = ten gunste van le commerçant = de winkelier procéder = handelen, te werk gaan / handelen / te werk gaan repérer = vinden, ontdekken / vinden / ontdekken la convention = de overeenkomst urbain = stedelijk la mairie = het gemeentehuis la lutte = de strijd hésiter = aarzelen la gamme = het scala le bonheur = het geluk limiter = beperken la roue = het wiel découvrir = ontdekken remplir = invullen, vullen / invullen / vullen