Frans : Nederlands le sucrier = de suikerpot casser = breken tellement = zo énerver = boos worden marqué = aangegeven trébucher = wankelen, struikelen / wankelen / struikelen toucher = aanraken fragile = breekbaar commun = normaal, gewoon / normaal / gewoon au moins = ten minste ordinaire = gewoon la cafetière = het koffiezetapparaat n’importe comment = hoe dan ook obliger = verplichten la marraine = de peettante le paquet-cadeau = de cadeauverpakking démarrer = wegrijden dépêchez-vous = haast u avoir tort = ongelijk hebben honnête = eerlijk la peine = de moeite suivre = volgen crier = schreeuwen quand même = toch