Frans : Nederlands s’habituer à = wennen aan l’environnement = het milieu le robinet = de kraan consommer = verbruiken l’air = de lucht le casque = de helm prendre l’air = een luchtje scheppen les déchets = het afval le renseignement = de inlichting éteindre = uitdoen suivre = volgen plein de choses = veel dingen la condition = de voorwaarde écolo = milieuvriendelijk économiser = besparen se rappeler = zich herinneren la vitesse = de snelheid allumer = aandoen avoir besoin de = nodig hebben compliqué = ingewikkeld autorisé = toegestaan autonome = zelfstandig la poubelle = de vuilnisbak la pollution = de vervuiling durable = duurzaam gaspiller = verspillen jeter = weggooien recycler = hergebruiken trier les déchets = afval scheiden le produit bio / le produit biologique = het biologische product