Engels : Nederlands
chop = hak(beweging)
to disrupt = verstoren
to engage in = zich bezighouden met
to fade = vervagen
to fidget = niet stil kunnen zitten
to gather = de indruk krijgen / verzamelen, bijeenrapen
to juggle = jongleren
legislator = wetgever
to monetise = geld verdienen met, te gelde maken
notable = opmerkelijk
posterity = nageslacht
to rally = bij elkaar komen (om iets door te drukken)
to resonate with = aanslaan bij
to secure = bemachtigen
shrewd = sluw
sociable = gezellig, vriendelijk
to talk someone through = iemand uitleggen
vantage point = oogpunt, positie
visuals = beeldmateriaal
wages = loon