Frans : Nederlands décourager = ontmoedigen sécher = drogen relever de = afhangen van comme (begin van de zin) = omdat le pair = de gelijke télécharger = downloaden la coupure = het bankbiljet s’approfondir = dieper worden l’égout (m) = het riool retirer (de l’argent) = pinnen éloquent = veelzeggend / welsprekend affirmer = bevestigen / beweren en contradiction avec = in tegenspraak met ensuite = vervolgens la contrainte = de verplichting accroître (accru) = vergroten (vergroot) le geste = de daad / het gebaar décevant = teleurstellend viser à = mikken op / streven naar récupérer = terugkrijgen recourir à = zijn toevlucht nemen tot / een beroep doen op exclure = uitsluiten / verwijderen le fossé = de kloof la poche = de (broek)zak tirer la chasse (d’eau) = doortrekken (van wc) flotter = drijven face à = tegenover les données (f pl) = de gegevens effectuer = uitvoeren le fichier = het bestand sauvegarder = opslaan l’ordinateur portable (m) = de laptop le clavier = het toetsenbord la souris = de muis effacer = deleten l’imprimante (f) = de printer l’arobase (f) = het apenstaartje l’écran tactile (m) = het touchscreen le logiciel = de software le lien = de link