Frans : Nederlands
j’ai perdu (perdre) = ik ben kwijt, heb verloren (kwijt zijn, verliezen)
tu plaisantes = je maakt een grapje
c’est la galère ! = wat een gedoe!
le réseau = het netwerk
le mot de passe = het wachtwoord
le chargeur = de oplader
de toute façon = sowieso
rapporter = terugbrengen
tu m’accompagnes = jij gaat met me mee
ça marche = afgesproken, deal
fin = dun, fijn
l’accès (m) = de toegang
dépasser = overschrijden
la limite = de grens, limiet
tu sais (savoir) = jij weet (weten)
poster = posten
au moins = minstens
tant pis = jammer dan
la montre = het horloge
le membre = het lid
la course = de race
peut-être = misschien
offrir = aanbieden, geven
impossible = onmogelijk
enfin = eindelijk