rencontrer gagner avoir peur
faire mal, ça fait mal être d’accord attaquer
dur tout le monde je cours (courir)
contre le bleu la blessure
assez défendre l’adversaire (m)
fort
bang zijn winnen ontmoeten
aanvallen het (ermee) eens zijn pijn doen, dat doet pijn
ik ren (rennen) iedereen zwaar
de verwonding, de blessure de blauwe plek tegen
de tegenstander verdedigen nogal
sterk