Frans : Nederlands vers = ongeveer l’arbre (m) = de boom le mouvement = de beweging l’amitié (f) = de vriendschap s’entrainer = trainen sembler = lijken ici = hier la façon = de manier se déplacer = zich verplaatsen la compétition = de competitie l’équipement = de uitrusting l’échauffement = de warming-up avant de + infinitif = voordat assez = genoeg zijn le risque = het risico contrôler = controleren la solidité = de stevigheid la météo = het weerbericht si = als, indien la prudence = de voorzichtigheid la règle = de regel indispensable = onmisbaar s’éclater = uit zijn dak gaan maitriser = beheersen le corps = het lichaam