Frans : Nederlands
être conscient de = zich bewust zijn van
la capacité = de capaciteit
le niveau = het niveau
posséder = bezitten
l’étoile (f) = de ster
se battre = vechten
évidemment = natuurlijk
avoir besoin de = nodig hebben
l’amitié (f) = de vriendschap
l'ambiance (f) = de sfeer
de nature = van nature
trop = te
sérieux, sérieuse = serieus
l’échec (m) = het falen, de mislukking
commettre = maken, begaan
persévérer = doorzetten
la difficulté = de moeilijkheid
le regard = de blik
se sentir = zich voelen
responsable = verantwoordelijk
en tant que = als
indifférent = onverschillig
humanitaire = humanitair, menselijk
le préjugé = het vooroordeel
continuer = doorgaan