Engels : Nederlands doctor = dokter dizzy = duizelig broken = gebroken to heal = genezen to get hurt = gewond raken flu = griep to cough = hoesten fever = koorts medicine = medicijn sticking plaster = pleister bandage = verband to catch a cold = verkouden worden nurse = verpleegkundige wound = wond to injure = verwonden illness = ziekte What happened? – I injured my arm pretty badly. = Wat is er gebeurd? – Ik heb mijn arm flink bezeerd. I broke my left arm. = Ik heb mijn linkerarm gebroken. I bruised my left arm. = Ik heb mijn linkerarm gekneusd. Did you see a doctor? = Ben je naar de dokter geweest? I went to hospital. = Ik ben naar het ziekenhuis gegaan. My dad broke his ankle at work a couple of years ago. = Mijn vader heeft een paar jaar geleden zijn enkel gebroken op zijn werk. The doctor thinks it will be six to eight weeks. = De dokter denkt dat het zes tot acht weken duurt. How do you feel otherwise? = Hoe voel je je verder? I’ve got a black eye and a terrible headache. = Ik heb een blauw oog en een vreselijke hoofdpijn. I think I’ve got a fever. = Ik denk dat ik koorts heb. It happened during football. = Het is tijdens het voetballen gebeurd.