| medal He won a medal after winning the game. | possible I do not think it is possible to win this game, our opponent is better. | fan I am a football fan, I watch every game. | 
| indoor The dog was not allowed indoors. | to win We want to win the competition. | theme park We wanted to ride a rollercoaster, so we went to a theme park. | 
| to entertain You still have guests to entertain. | chess Ken beats me at a game of chess. | boyscout The boyscout had a pocket knife. | 
| hike We like a long hike in the forest. | fair We agreed to play this game fair. | rule We agreed to play this game by the rules. | 
| competition This Saturday we have a football competition. | practice We can sound all right with a little more practice. | sportsman He is a sportsman, he can play basketball, football and hockey. | 
| defeat They blame me for the defeat of our team. | outfit We got a new football outfit. | kick I can (to) kick the football really far. | 
| to cheat The referee will not allow a football team to cheat. | to defend We were not able to defend ourselves against our opponent. | luck Some luck we had winning that football game. | 
| theatre They went to a play in the theatre. | audience The audience applauded when the play had ended. | play The actors in the play are very good. | 
| to queue We had to queue to get into the cinema, it was very crowded. | 
| supporter, fan Ik ben een voetbal supporter, fan, ik kijk elke wedstrijd. | mogelijk Ik denk dat het niet mogelijk is om te winnen, onze tegenstander is beter. | medaille Hij won een medaille na het winnen van de wedstrijd. | 
| pretpark We wilden in een achtbaan rijden, dus gingen we naar een pretpark. | winnen Wij willen de wedstrijd winnen. | binnen De hond was binnen niet toegestaan. | 
| padvinder De padvinder had een zakmes. | schaakspel Ken verslaat me met een schaakspel. | vermaken Je hebt nog steeds gasten te vermaken. | 
| (spel)regel We hadden afgesproken om het spel volgens de (spel)regels te spelen. | eerlijk We hadden afgesproken om het spel eerlijk te spelen. | lange wandeling Wij houden van een lange wandeling in het bos. | 
| sportman Hij is een sportman, hij kan basketbal, voetbal en hockey spelen. | oefening Met een beetje oefening gaat het nog goed klinken. | wedstrijd, toernooi Deze zaterdag hebben we een voetbal wedstrijd, toernooi. | 
| schoppen Ik kan de voetbal heel ver schoppen. | uitrusting, kleding We hebben een nieuwe voetbal uitrusting, kleding. | nederlaag Ze beschuldigden mij van de nederlaag van ons team. | 
| geluk We hadden geluk met het winnen van de voetbal wedstrijd. | verdedigen We waren niet in staat ons te verdedigen tegen onze tegenstander. | vals spelen De scheidsrechter accepteert vals spelen niet van een team. | 
| toneelstuk De acteurs in het toneelstuk zijn heel goed. | publiek Het publiek applaudisseerden toen het toneelstuk was afgelopen. | theater Ze gingen naar een toneelstuk in het theater. | 
| in de rij staan We moesten in de rij staan voor de bioscoop, het was heel druk. |