Latijn : Nederlands
mittere = sturen, zenden
relinquere = relinquo, 1. achterlaten 2. verlaten
iubere = iubeo, bevelen
videri = videor, 1. schijnen 2. goed schijnen
agere = ago, 1. drijven 2. doen, handelen 3. onderhandelen
vincere = vinco, overwinnen
loqui = loquor, spreken
oriri = orior, 1. opgaan 2. ontstaan 3. beginnen
sequi = sequor, volgen
pati = 1. lijden, verdragen, toestaan 2. ondervinden
aggredi = aggredior, 1. aanvallen 2. aanpakken