Latijn : Nederlands
negare = 1. ontkennen 2. weigeren
ignorare = ignoro, niet weten
numerus = numeri, m., 1. het getal, het aantal 2. de groep
figura = figurae, vr., afbeelding, beeld
comitari = comitor, vergezellen
princeps = principis, m., 1. de leider 2. de keizer
aditus = aditus, m., de toegang
aperire = aperio, 1. openen 2. bekendmaken
accedere = accedo, naderen, erbij komen
conspicere = conspicio, bemerken
discere = disco, leren