Engels : Nederlands
(to) chunder = kotsen
(to) coax = zover krijgen / overhalen
concrete = beton
crass = bot / grof
(to) defecate = poepen
(to) dissipate = verdwijnen
(to) dwindle = afnemen / achteruitgaan
encroachment = kwalijke invloed / ingrijpen
exploit = heldendaad
a far cry from = totaal anders dan
(to) funnel = door een trechter en slang drinken
hackle = nekhaar
(to) immerse = onderdompelen
(to) munch = kauwen op
mutt = straathond
pedigree = stamboom
pen = hok / kooi
(to) purchase = kopen
rancid = ranzig
reconstituted = hapklaar
(to) spawn = voortbrengen / produceren
stint  = periode