Engels : Nederlands
decade = decennium
(to) deride = bespotten / belachelijk maken
(to) expand = toenemen
(to) lack = missen
mundane = gewoon / alledaags
out of sync = uit de pas
pursuit = activiteit
solitude = eenzaamheid
tangible = tastbaar
vice = slechte gewoonte
(to) enthral = boeien / in de ban doen raken
slog = geploeter / gezwoeg