Engels : Nederlands
albeit = zij het / hoewel
aptly = toepasselijk
(to) chip = bladderen
(to) collide = botsen
dean = decaan / hoofd van de faculteit
endowment = schenking
(to) indulge = zich uitleven in
pesky = hinderlijk / irritant
pimply = puisterig
prolific = rijk
(to) get slammed = een klap krijgen
(to) be affiliated = een connectie hebben
boson = elementair deeltje
at such a clip = met zo'n vaart
draw = attractie / aantrekkelijk aspect
emblematic = symbolisch
(to) flail = zwaaien
Gross Domestic Product = bruto binnenlands product
Ichabod = uitroep van spijt
precipitously = duizelingwekkend
(to) wane = afnemen