Engels : Nederlands
clean up = opruimen
catch fish = vissen vangen
children = kinderen
free = gratis
invite = uitnodigen
make = maken
night = avond / nacht
only = alleen maar / slechts / pas
pupil = leerling
run = hardlopen
send = sturen
annual = jaarlijks
charity = goed doel
donate = geven / doneren
first aid = EHBO / eerste hulp
handy = handig
performance = optreden
record = opnemen
sell = verkopen
set up = neerzetten
strong = sterk
afternoon = middag
bad = slecht
event = gebeurtenis
fast = snel
hundreds = honderden
push = duwen
record attempt = recordpoging
slow = langzaam
then = daarna / dan
What time? = Hoe laat?
behind = achter
careful = voorzichtig
in front of = voor
left = links
right = rechts
safe = veilig
sit down = gaan zitten
stand up = opstaan
tomorrow = morgen
towel = handdoek