Engels : Nederlands
according to = volgens
one-way = eenrichtingsverkeer
traffic lights = verkeerslichten
dead end = doodlopende weg
pram = kinderwagen
gobbledygook = onnodig ingewikkelde taal
jargon = vaktaal
media coverage = publiciteit
with good grace = vriendelijk / goedschiks
poke fun at = spotten met / de draak steken met
particulars = details / specifieke informatie
pick up = opdoen / leren
enlightenment = verlichting / lering
assembly = montage
booklet = boekje
put off = afschrikken
reflect = een afspiegeling zijn van
over the years = met de jaren
mortar = cement / specie
society = de maatschappij
exhibit = tentoonstelling / iets wat tentoongesteld wordt
disinformation = opzettelijk onjuiste informatie
spread = verspreiden
convenient = geschikt
occasional = incidenteel / af en toe
appear = lijken
booze = zuipen
abuse = misbruiken
litter = rommel maken / vervuilen
bars = tralies
mourn = rouwen
conserve = zuinig omgaan met
sink = gootsteen / spoelbak
forest = bos / woud
individual = specifiek
voluntarily = vrijwillig
regard = waardering
freely = vrij / vrijelijk
vocabulary = woordenschat
impolite = onbeleefd
unintentionally = onopzettelijk
high-pitched = hoog / schel
facial expression = gezichtsuitdrukking
thrash = slaan
discomfort = ongemak / onbehagen
reserved = gereserveerd / terughoudend
outgoing = extravert / vlot
glossy = glanzend
surpass = overtreffen
caw = krassen / een krassend geluid maken
flatterer = vleier
eager = enthousiast
in detail = gedetailleerd
action = handeling
deer = hert
similar = vergelijkbaar
dear = lieverd
fortune = geluk
coal = kool / steenkool
absorb = opnemen / verwerken
bilingual = tweetalig
hop = springen
stir up = opwekken / oproepen