la rue	la place	la maison
l’appartement	l’immeuble	le magasin
la pièce	la chambre	la salle de séjour
la salle de bains	la cuisine	l’escalier
l’ascenseur	le grenier	la porte
la fenêtre	la table	la chaise
seul	la campagne	avec
en ligne	il dit	elle dit
pourquoi	ici	sans

het huis	het plein	de straat
de winkel	het flatgebouw / het gebouw	het appartement / de flat
de woonkamer	de kamer / de slaapkamer	de kamer / het vertrek
de trap	de keuken	de badkamer
de deur	de zolder	de lift
de stoel	de tafel	het raam
met	het platteland	alleen
zij zegt	hij zegt	online
zonder	hier	waarom

très peu	très	ta nouvelle maison
grand	grande	le jardin
immense	combien	beaucoup
la fin	je viens	chez toi
chez	petit	petite
qu’est-ce qu’il y a?	qui	ma soeur
toujours	on a	sur
mon père	chez nous	propre
près de / près d'	libre	viens

jouw nieuwe huis	erg / heel	heel weinig
de tuin	groot (v)	groot (m)
veel	hoeveel	enorm groot
bij jou	ik kom	het eind
klein (v)	klein (m)	bij
mijn zus	wie	wat is er?
op	wij hebben	altijd
eigen	bij ons	mijn vader
kom	vrij	dichtbij

on regarde	on écoute	où
loin	tout près	quel
devant	joli	jolie
on prend	content	contente
tout	l’ordinateur	tu veux
voir

waar	we luisteren naar	we kijken naar
welk / welke	vlakbij	ver
mooi (v) / leuk (v)	mooi (m) / leuk (m)	voor
tevreden (v)	tevreden (m)	we nemen
jij wilt	de computer	alles
		zien