le ski	bien sûr	être fort en
comme	le foot	le basket
je déteste	le tennis	être nul en
surtout	fini	la télécabine
après	un hôtel	un week-end
cher	pas cher	ils sont / elles sont
super	le blouson	les lunettes
le bonnet	vraiment	trop
je sais	zut!	regarde
le moniteur de ski	pas mal	à moi
au voleur!	trente	quarante

goed zijn in	natuurlijk	de ski, het skiën / de ski / het skiën
het basketballen	het voetballen	net als
slecht zijn in	het tennissen	ik heb een hekel aan
de skilift	afgelopen, klaar	vooral
een weekend	een hotel	na
ze zijn	niet duur	duur
de bril	het jack	te gek
te, te veel / te / te veel	echt	de muts
kijk	stik!	ik weet
van mij	niet slecht, wel aardig / niet slecht / wel aardig	de skileraar
veertig	dertig	houd de dief!

cinquante	soixante	soixante-dix
quatre-vingts	quatre-vingt-dix	cent
les vêtements	la pull	la chaussette
la chaussure	le gant	le pantalon
la basket	la robe	la jupe
le T-shirt	le jean	la chemise
la taille	la femme	bleu
vert	la pointure	jaune
exister	blanc	noir
plusieurs	un homme

zeventig	zestig	vijftig
honderd	negentig	tachtig
de sok	de trui	de kleren
de broek	de handschoen	de schoen
de rok	de jurk	de sportschoen
het overhemd	de spijkerbroek	het T-shirt
blauw	de vrouw	de kledingmaat
geel	de schoenmaat	groen
zwart	wit	bestaan
	een man	verschillende