Frans : Nederlands une machine = een machine géant(e) = reusachtig / enorm un mélange = een mengeling une scène = een scène / een toneel un chapiteau = een circustent un billet = een kaartje / een toegangskaartje s'adresser à qn = zich richten tot iemand / zich wenden tot iemand marcher = lopen une poubelle = een vuilnisbak une sorte de … = een soort … un zombie = een zombie une marionnette = een marionet un éléphant = een olifant une attraction = een attractie une tonne = een ton / 1000 kg haut(e) = hoog en haut = boven / naar boven large = breed énorme = enorm se promener = wandelen un chantier naval = een scheepswerf une bête = een beest le métal = het metaal le bois = het hout