avoir faim	avoir soif	boire
manger	le repas	le petit-déjeuner
le déjeuner	le diner	les légumes (m pl)
le fruit	le poisson	la viande
le fromage	la baguette	le pain
l’œuf (m)	payer	acheter
cher / pas cher	le supermarché

drinken	dorst	honger hebben
het ontbijt	de maaltijd	eten
de groenten	het avondeten	de lunch
het vlees	de vis	het fruit
het brood	het stokbrood	de kaas
kopen	betalen	het ei
	de supermarkt	duur / niet duur