Frans : Nederlands je vois = ik zie il vient = hij komt vers toi = naar je gros / grosse = dik louer = huren la cafetière = het koffiezetapparaat venez voir = kom eens kijken vous voyez = u ziet tomber en panne = kapotgaan le plan = de plattegrond traverser = oversteken ancien / ancienne = oud à la fin = aan het eind le stade = het stadion déplacer = verplaatsen le carrefour = het kruispunt une imprimante = een printer continuer = doorrijden sens unique = éénrichtingsverkeer