participer le mari conduire
le responsable oublier le cornichon
dans les rayons Ça boume? Tu veux venir?
un rôti de boeuf un gourmand / une gourmande Tes désirs sont des ordres!
un gros morceau Pas trop fait? un camembert coulant
beaucoup de monde Prenez-vous du vin? un chariot
l’accueil plus de tu dois
apporter ton propre sac un mariage
offert à avant des crudités
des haricots verts ici au marché
C’est à ton tour. Je peux t’aider?
autorijden de echtgenoot deelnemen
de augurk vergeten de leidinggevende
Wil je komen? Gaat het? tussen de winkelschappen / tussen de schappen
Je wensen zijn bevelen! / Jouw wensen zijn bevelen! een lekkerbek een rosbief
een zachte camembert Niet te rijp? een groot stuk
een winkelwagen Neemt u wijn? / Nemen jullie wijn? veel mensen
je moet / jij moet meer dan de ontvangst / de informatiebalie
een huwelijk je eigen tas meebrengen / meenemen
rauwkost voor (van tijd) / voor aangeboden aan
op de markt hier sperziebonen
Kan ik je helpen? Jij bent aan de beurt. / Het is jouw beurt.