Duits : Nederlands
Sehr geehrte Damen und Herren, = Geachte dames en heren,
lernen / gelernt = leren / geleerd
Wie macht man das? = Hoe doet men dat?
anbieten / angeboten = aanbieden / aangeboden
Bieten Sie etwas an? = Biedt u iets aan?
eine Präsentation = een presentatie
einen Kurs besuchen = een cursus volgen
dafür = ervoor
Informationen schicken = informatie sturen
um Information bitten = om informatie vragen
Vielen Dank für Ihre Hilfe. / Danke für Ihre Hilfe. = Bedankt voor uw hulp.
Mit freundlichen Grüßen = Met vriendelijke groeten,
einige Informationen über = wat informatie over
der Fotokurs = de fotocursus
Können Sie mir sagen, was ... = Kunt u mij vertellen, wat ...
mitbringen / mitgebracht = meebrengen / meegebracht
Gibt es etwas? = Is er iets?
die Ermäßigung = de korting
die Frage = de vraag
anmelden / angemeldet = aanmelden / aangemeld
Was? = Wat?
Wie? = Hoe?
Wo? = Waar?
Wann? = Wanneer?
Wer? = Wie?
Warum? = Waarom?
Woher? = Waarvandaan?
Wohin? = Waarheen?
bekommen = krijgen / gekregen
stattfinden / stattgefunden = plaatsvinden / plaatsgevonden
der Eintrittspreis = de entreeprijs
das Tagesprogramm = het dagprogramma
dauern = duren
Das dauert! = Dat duurt (nog) lang!
ausfüllen = invullen
die Möglichkeit = de mogelijkheid
kennenlernen = leren kennen
das Anmeldeformular = het aanmeldingsformulier
einschreiben = inschrijven
der Prospekt = de folder
im Anhang = in de bijlage
die Volkshochschule (VHS) = de volksuniversiteit
die Teilnahme = de deelname
bestätigen = bevestigen
die Einschreibung = de inschrijving
brauchen = nodig hebben
die Unterkunft = de accomodatie
eigentlich = eigenlijk / op zich
leider = helaas
die Verpflegung = de verzorging
einbegriffen = inbegrepen
per E-Mail = via e-mail
ausgefüllte = ingevulde
zurück = terug
der Herbst = de herfst
der Frühling = de lente
der Sommer = de zomer
der Winter = de winter
einen Platz reservieren = een plaats reserveren
Schade! = Helaas!
die Mühe = de moeite
Danke für die Mühe. = Bedankt voor de moeite.