Was fehlt dir?	Ich habe Kopfschmerzen.	eine Gehirnerschütterung
mein Hausarzt	Der Arm ist gebrochen.	Zahnschmerzen
die Zahnarzt	Entschuldigung!	ins Krankenhaus
im Krankenhaus	sofort	unterhalb vom Knie
Sie haben ihn operiert.	Er bekommt einen Gips.	erfasst
die Beschwerde	das Medikament	der Termin
die Grippe	das Fieber	Mir ist schlecht.
jedenfalls	Ich brauche	Ich brauche…
verstaucht	gequetscht	die Krankheit
die Wunde	das Pflaster	die Muskeln

een hersenschudding	Ik heb hoofdpijn.	Wat is er met je aan de hand?
kiespijn	De arm is gebroken.	mijn huisdokter
naar het ziekenhuis	Pardon! / Sorry! / Pardon, sorry!	de tandarts
net onder de knie	meteen	in het ziekenhuis
gegrepen	Hij krijgt gips.	Zij hebben hem geopereerd.
de afspraak	het medicijn	de klacht
Ik ben misselijk.	de koorts	de griep
Ik heb nodig…	Ik heb nodig	in elk geval
de ziekte	gekneusd	verstuikt
de spieren	de pleister	de wond