das Klischee	die Bratwurst	die Bratwürste
das Sauerkraut	das Bier	der Wiener Walzer
die Lederhose	die Begrüßung	küssen
sich küssen	Sie küssen sich zur Begrüßung.	der Austauschschüler
die Austauschschülerin	der Koffer	den Koffer packen
der Mitschüler	die Mitschülerin	die Gasteltern
der Aufsatz	ob	Er fragt, ob die Deutschen immer pünktlich sind.
Sie fragt sich, wie kalt es im Winter ist.	Er möchte wissen, wann die Schule beginnt.	Sie weiß nicht, was sie mitbringen soll.

de braadworsten	de braadworst	het cliché
de Weense wals	het bier	de zuurkool
zoenen	de begroeting	de leren broek
de uitwisselingsleerling	Zij zoenen elkaar bij het begroeten.	elkaar zoenen
de koffer pakken	de koffer	de uitwisselingsleerlinge
de gastouders	de medeleerlinge	de medeleerling
Hij vraagt of Duitsers altijd stipt op tijd zijn.	of	het opstel
Zij weet niet wat ze mee moet nemen.	Hij wil weten wanneer de school begint.	Zij vraagt zich af hoe koud het in de winter is.