Duits : Nederlands
Abbildung = de afbeelding
Ballsport = de balsport
Basketball = basketbal
tanzen = dansen
extrem = extreem
heftig = fel
googeln = googlen
individuell = individueel
Anstrengung = de inspanning
Kraft = de kracht
Krafttraining = de krachttraining
Mensch = de mens
Mountainbiking = mountainbiken
Pferd reiten = paardrijden
rudern = roeien
Runde = het rondje
zusammenarbeiten = samenwerken
surfen = surfen
Teamsport = de teamsport
Gegner = de tegenstander
Herausforderung = de uitdaging
segeln = varen
fechten = vechten
Präferenz = de voorkeur
Wasserpolo = waterpolo
wild = wild
gewinnen = winnen
schwitzen = zweten