Latijn : Nederlands statim = meteen / onmiddellijk iniuria = onrecht mortuus = (bijv. nw.) dood / (zelfst. nw.) dode volo (velle) / volui = willen legatus = gezant / onderbevelhebber adeo (adire) / adii / aditum = gaan / komen naar / zich wenden tot usque = onafgebroken / helemaal adeo = zozeer morior (mori) / mortuus sum = sterven confirmo (confirmare) = versterken / bevestigen / bemoedigen primo (bijw.) = eerst / aanvankelijk coepi = ik ben begonnen dein(de) = vervolgens lentus = langzaam ago (agĕre) / egi / actus = voeren / drijven / doen / verrichten / (be)handelen postremo (bijw.) = tenslotte paro (parare) = voorbereiden / gereedmaken obtineo / obtinui = in bezit nemen / in bezit houden