Spaans : Nederlands escaparse = ontsnappen perderse = verdwijnen / weggaan la propuesta = het voorstel el pico = de top abarcar = omvatten el alpinismo = het bergbeklimmen el senderismo = het bergwandelen el acceso = de toegang el hotel = het hotel el refugio = de (berg)hut la curiosidad = de bezienswaardigheid / het weetje el hábitat = de leefomgeving el oso pardo / la osa parda = de bruine beer climático = klimaat- la diversidad = de verscheidenheid la especie = de soort el sistema = het systeem diseñado = vormgegeven el bosque = het bos la posibilidad = de mogelijkheid observar = observeren / bekijken salvaje = wild en peligro de extinción = met uitsterven bedreigd la erosión = de erosie el paso = het voorbijgaan formado = gevormd la roca = de rots extraño = vreemd destacar = opvallen la abundancia = de overvloed el fósil = het fossiel el dinosaurio = de dinosaurus