Spaans : Nederlands
la percusión = het slagwerk
la lata = het blik
la conserva = de conserve
el cubo = de emmer
la basura = het afval
mientras = terwijl
bailar = dansen
respirar = ademen
la alegría = de vreugde
conocer = leren kennen / kennen
gracias a = dankzij
el tambor = de trommel
el instrumento = het instrument
el ojo = het oog
sentir = voelen
el ritmo = het ritme
el sueño = de droom
el mejor = de beste