Dutch : English
Kunt u dat herhalen? = Could you repeat that?
Wat zeg je? = What do you say?
hoeveel = how much
Hoe laat is het? = What time is it?
Ik begrijp het niet = I do not understand
langzamer = slower
spellen = spell
Ik spreek geen ... = I do not speak …
Waar is ...? = Where is …?
Hoe zeg je ...? = How do you say …?
Hoe spreek je dat uit? = How do you pronounce that?
engels = English
Spreekt u = Do you speak
Ik heet ... = My name is...
Hoe heet je? = What's your name?
sorry = sorry
bedankt = thank you
alstublieft = please
nee = no
ja = yes
Hallo = Hey