EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
TrabiTour
havo-vwo 3e editie
2 hv
Textbuch D, Kapitel 11.B
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
auflösen
=
oplossen (tablet in water)
aufwachen
=
wakker worden
beruhigen
=
kalmeren
brechen
=
breken
entfernen
=
verwijderen
feststellen
=
vaststellen / constateren
leiden
=
lijden
pflegen
=
verzorgen
rauchen
=
roken
fallen / stürzen
=
vallen
wirken
=
werken / effect hebben (medicijnen)
behindert
=
gehandicapt
beinahe / fast
=
bijna
künstlich
=
kunstmatig
medizinisch
=
medisch
nötig
=
nodig
notwendig
=
noodzakelijk
wach
=
wakker
Ich fühle mich nicht wohl.
=
Ik voel me niet goed.
Was fehlt dir?
=
Wat mankeert je?
krank werden
=
ziek worden
ein Kind retten
=
een kind redden
ins Krankenhaus
=
naar het ziekenhuis
gebracht werden
=
gebracht worden
zum Zahnarzt gehen
=
naar de tandarts gaan
das Bedürfnis
=
de behoefte
die Behandlung
=
de behandeling
das Fieber
=
de koorts
die Gesundheit
=
de gezondheid
die Krankheit
=
de ziekte
der Mangel
=
het gebrek
das Mittel
=
het middel
die Mittel
=
de middelen
der Patient
=
de patiënt
die Patienten
=
de patiënten
die Ruhe
=
de rust
die Schmerzen
=
de pijn
der Tod
=
de dood
die Untersuchung
=
het onderzoek
die Verletzung
=
de verwonding / de blessure
der Zustand
=
de toestand