Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • das Leben = het leven
  • die Gesundheit = de gezondheid
  • die Krankheit = de ziekte
  • das Fieber = de koorts
  • die Verletzung = de verwonding / de blessure
  • die Wunde = de wond
  • der Schmerz = de pijn
  • die Schmerztablette = de pijnstiller
  • das Rezept = het recept
  • das Arzneimittel = het medicijn
  • die Nebenwirkung = de bijwerking
  • die Nebenwirkungen = de bijwerkingen
  • das Krankenhaus = het ziekenhuis
  • der Krankenwagen = de ziekenauto
  • das Wartezimmer = de wachtkamer
  • der Befund = de uitslag (van een onderzoek)
  • der Kreislauf = de bloedsomloop
  • das Pflaster = de pleister
  • anstecken = besmetten
  • impfen = inenten
  • pflegen = verzorgen
  • untersuchen = onderzoeken
  • sich erholen = weer gezond worden
  • behindert = gehandicapt
  • blass = bleek