Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • Guten Appetit! = Eet smakelijk!
  • Gleichfalls! = Insgelijks!
  • etwas = iets
  • nichts = niets
  • frisch = vers
  • gesund = gezond
  • schlecht = slecht
  • kalt = koud
  • warm = warm
  • kein = geen
  • noch = nog
  • süß = zoet
  • wenig = weinig
  • mehr = meer
  • viel = veel
  • wichtig = belangrijk
  • ich möchte = ik zou graag willen
  • bestellen / ich bestelle = bestellen / ik bestel
  • bezahlen / ich bezahle = betalen / ik betaal
  • probieren / ich probiere = proberen / proeven / ik probeer / proef
  • der Apfelsaft = de appelsap
  • der Blumenkohl = de bloemkool
  • die Bohne = de boon
  • die Bohnen = de bonen
  • der Essig = de azijn
  • der Fisch = de vis
  • die Fische = de vissen
  • das fleisch = het vlees
  • die Frucht = de vrucht
  • die Früchte = de vruchten
  • das Getränk = het drankje
  • die Getränke = de drankjes
  • das Gemüse = de groente
  • die Gurke = de komkommer
  • die Gurken = de komkommers
  • die Möhre / die Karotte = de wortel
  • die Möhren / die Karotten = de wortels
  • die Nudeln (meervoud) = de pasta
  • das Obst = het fruit
  • das Öl = de olie
  • der Pilz = de paddenstoel
  • die Pilze = de paddenstoelen
  • die Pommes (meervoud) = de patat
  • das Restaurant = het restaurant
  • die Restaurants = de restaurants
  • der Reis = de rijst
  • der Rosenkohl = de spruitjes
  • die Tomate = de tomaat
  • die Tomaten = de tomaten
  • der Salat = de sla / de salade
  • die Süßigkeiten = de snoepjes
  • die Suppe = de soep
  • das Wasser = het water
  • die Zitrone = de citroen
  • die Zitronen = de citroenen
  • die Zwiebel = de ui
  • die Zwiebeln = de uien