EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
TrabiTour
vwo 3e editie
2 vwo
Textbuch D, Kapitel 12.A
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
auftreten
=
optreden
ausgehen / weggehen
=
uitgaan
erscheinen
=
verschijnen
flüstern
=
fluisteren
hingehen
=
erheen gaan
inszenieren
=
regisseren
klingen
=
klinken
präsentieren
=
presenteren
stattfinden
=
plaatsvinden
überraschen
=
verrassen
veranstalten
=
organiseren
(un)bekannt
=
(on)bekend
berühmt
=
beroemd
gemütlich
=
gezellig
gespannt auf (+4)
=
nieuwsgierig naar
riesig
=
reusachtig
speziell
=
speciaal
tagsüber
=
overdag
ungeheuer
=
enorm
am Anfang / anfangs
=
in het begin
am Ende
=
aan het einde
die besten Plätze
=
de beste plaatsen
klassische Musik
=
klassieke muziek
moderne Kunst
=
moderne kunst
aufs Konzert gehen
=
naar het (pop)concert gaan
den Abend verbringen
=
de avond doorbrengen
einen Film sehen
=
een film zien
in der letzten Reihe sitzen
=
in de achterste rij zitten
in die Disco gehen
=
naar de disco gaan
in die Stadt gehen
=
naar de stad gaan
ins Kino gehen
=
naar de bioscoop gaan
ins Konzert gehen
=
naar het (klassieke) concert gaan
ins Theater gehen
=
naar het theater gaan
mit meinen Freunden gehen
=
met mijn vrienden kletsen
zu meinen Freunden gehen
=
naar mijn vrienden gaan
interessant finden
=
interessant vinden
Das ist sehr schlimm.
=
Dat is heel erg.
der Anfang / der Beginn
=
het begin
die Band
=
de band
die Bands
=
de bands
der Besucher
=
de bezoeker
die Besucher
=
de bezoekers
die Bühne
=
het toneel / het podium
die Eintrittskarte
=
het entreekaartje
die Eintrittskarten
=
de entreekaartjes
das Ende
=
het einde
das Festival
=
het festival
die Festivals
=
de festivals
die Fete / die Party
=
het feestje
das Programm
=
het programma
die Programme
=
de programma's
der Regisseur
=
de regisseur
der Sänger
=
de zanger
die Sänger
=
de zangers
die Sängerin
=
de zangeres
die Sängerinnen
=
de zangeressen
die Stimmung
=
de sfeer