Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • anfangen / beginnen = beginnen
  • erleben = beleven
  • gefallen = bevallen / aanstaan
  • besorgen = regelen / aankopen
  • verbringen = doorbrengen
  • passieren = gebeuren
  • sich interessieren für = zich interesseren voor
  • faulenzen = niksen / luieren
  • sich erholen = zich ontspannen / herstellen / uitrusten
  • veranstalten = organiseren
  • regnen = regenen
  • heiraten = trouwen / huwen
  • umziehen = verhuizen
  • fliegen = vliegen
  • bitten = vragen (als een verzoek)
  • bummeln = slenteren