Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • abschließen = afsluiten
  • (etwas) vereinbaren = (iets) overeenkomen
  • sich bedanken = bedanken
  • ich bedanke mich! = dankjewel!
  • gefallen = bevallen / aanstaan
  • das gefällt mir = dat bevalt me
  • einkaufen = boodschappen doen
  • wachsen = groeien
  • lieben = houden van
  • sich informieren = zich informeren
  • lernen = leren / studeren
  • sollen = zou moeten
  • besuchen = bezoeken
  • reservieren / buchen = reserveren / boeken
  • scheinen = schijnen / lijken
  • zeigen = tonen
  • einladen = uitnodigen / trakteren