Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • der Nikolaus = Sinterklaas
  • Pfingsten = Pinksteren
  • (an/zu) Pfingsten = met Pinksteren
  • der Karneval = het carnaval
  • (an) Karneval = met carnaval
  • Muttertag = moederdag
  • Vatertag = vaderdag
  • das Fest = het feest
  • die Party = het feest, de party
  • Neujahr = nieuwjaar
  • die Einladung = de uitnodiging
  • ein glückliches neues Jahr = gelukkig nieuwjaar
  • der Feiertag = de feestdag
  • lustig = grappig
  • laut = hard, luid
  • leise = zacht, zachtjes
  • lange = lang (tijdsduur)
  • verkleiden = verkleden
  • anziehen = aantrekken (kleding)
  • der Januar = januari
  • im Januar = in januari
  • der Februar = februari
  • der März = maart
  • der April = april
  • der Mai = mei
  • der Juni = juni
  • der Juli = juli
  • der August = augustus
  • der September = september
  • der Oktober = oktober
  • der November = november
  • der Dezember = december