Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • fahren = rijden
  • abfahren = vertrekken
  • abholen = ophalen
  • ankommen = aankomen
  • kommen = komen
  • aussteigen = uitstappen
  • einsteigen = instappen
  • der Zug, die Bahn = de trein
  • der Bahnhof = het station
  • die Fahrkarte = het treinkaartje
  • der Fahrplan = de dienstregeling
  • der Bus = de bus
  • der Bahnsteig = het perron
  • nach Berlin = naar Berlijn