EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
TrabiTour
vwo 2e editie
Arbeitsbuch B, Kapitel 4, Aufgabe 3.2
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
einladen
=
uitnodigen
Geburtstag haben
=
jarig zijn
sich freuen auf
=
zich verheugen op
gratulieren zu
=
feliciteren met
anrufen
=
opbellen
eine Geburtstagskarte
=
een verjaardagskaart
schicken
=
sturen
herzlichen Glückwunsch
=
hartelijk gefeliciteerd
das Geschenk / -e
=
het cadeau
zum Beispiel (z.B.)
=
bijvoorbeeld
zum Geburtstag
=
voor (mijn, jouw)
bekommen
=
verjaardag krijgen
zeigen
=
laten zien
zu Besuch kommen
=
op bezoek komen
die Familie / -n
=
het gezin
die Verwandten
=
de familieleden
der Vater / ”
=
de vader
die Mutter / ”
=
de moeder
die Eltern
=
de ouders
der Sohn / ”-e
=
de zoon
die Tochter / ”
=
de dochter
der Bruder / ”
=
de broer
die Schwester / -n
=
de zus
die Geschwister
=
de broers en zussen
der Onkel /
=
de oom
die Tante / -n
=
de tante
der Opa / -s
=
de opa
die Oma / -s
=
de oma
die Großeltern
=
de grootouders
das Kind / -er
=
het kind
der Enkel /
=
de kleinzoon
die Enkelin / -nen
=
de kleindochter
der Cousin / -s
=
de neef (zoon van oom/tante)
die Cousine / -n
=
de nicht (dochter van oom/tante)
der Neffe / -n
=
de neef (zoon van broer / zus)
die Nichte / -n
=
de nicht (dochter van broer / zus)
der Schwager / ”
=
de zwager
die Schwägerin / -nen
=
de schoonzus