Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • das Gefühl = het gevoel
  • sportlich = sportief
  • treu = trouw
  • untreu = ontrouw
  • kindisch = kinderachtig
  • geizig = gierig
  • Humor haben = humor hebben
  • ehrlich = eerlijk
  • abenteuerlich = avontuurlijk
  • glücklich sein = gelukkig zijn
  • sich treffen = elkaar ontmoeten
  • wichtig = belangrijk
  • die Jugendlichen = de jongeren
  • Spaß haben (kriegen) = plezier hebben (krijgen)
  • absagen = afzeggen
  • sich verabreden = een afspraak maken