Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • geschickt = handig
  • überlegen sein = de baas zijn
  • zurechtmachen = in orde maken
  • aufheben = bewaren
  • misstrauisch = wantrouwend
  • leidenschaftlich = hartstochtelijk
  • kapieren = begrijpen / snappen
  • ungerecht = oneerlijk
  • sich entschließen = besluiten
  • die Entfernung = de afstand
  • die Tatsache = het feit
  • die Ausnahme = de uitzondering
  • die Gegenwart = het heden
  • der Krimi = de detective