EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar2-3kgt
Naklar2-3kgt-K6-DN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
ähnlich sein
=
lijken op / lijken op elkaar
das Ereignis
=
de gebeurtenis
das Geheimnis
=
het geheim
die Geschwister
=
de broers en zussen
jedoch
=
echter
sogar
=
zelfs
vergeblich
=
tevergeefs
sich verirren
=
verdwalen
zugute kommen
=
ten goede komen
beteiligt sein an
=
betrokken zijn bij
ebenfalls
=
ook
der Flügel
=
de vleugel
gründen
=
oprichten
inzwischen
=
intussen
die Unterbrechung
=
de onderbreking
das Autogramm / die Unterschrift
=
de handtekening
kaum
=
nauwelijks
mittlerweile
=
inmiddels
moderieren
=
presenteren
schließlich
=
ten slotte
die Sendung
=
het programma
ständig
=
permanent
verbringen
=
doorbrengen
der Zuschauer
=
de toeschouwer
abrutschen
=
afglijden
ausgerechnet
=
uitgerekend
ausrauben
=
beroven
erpressen
=
afpersen
schief gehen
=
misgaan
umziehen
=
verhuizen
Geld fälschen
=
geld vervalsen
das Gewissen
=
het geweten
der Inhaftierte
=
de gevangene
je ... desto
=
hoe … des te
kämpfen
=
worstelen
die Wirtschaft
=
de economie
der Anlass
=
de aanleiding
erfolgreich
=
succesvol
der Fernsehauftritt
=
het televisieoptreden
die Geige
=
de viool
gelingen
=
lukken
der Goldschmied
=
de goudsmid
hervorragend
=
uitstekend
klassisch / klassische
=
klassieke
der Mopedfahrer
=
de bromfietser
der Plattenvertrag
=
het platencontract
selbstverständlich
=
vanzelfsprekend
sondern
=
maar
die Trompete
=
de trompet
zahlreich
=
talrijk / talrijke
derzeit
=
momenteel
die Dreharbeiten
=
de opnames
durchschnittlich
=
gemiddeld
die Dürre
=
de droogte
erfreut
=
blij
der Fahrgast
=
de passagier
fassen
=
begrijpen
das Fensterbrett
=
de vensterbank
das Gemälde
=
het schilderij
der Heizkörper
=
de radiator
die Marke
=
merk / automerk
mieten
=
huren
der Täter
=
de dader
vielerorts
=
op veel plekken / op veel plaatsen
die Wahl
=
de keuze
abermals
=
nogmaals / weer
begegnen
=
ontmoeten / tegenkomen
bereits
=
al
die Fete
=
het feestje / het feest
gratulieren
=
feliciteren
heiraten
=
trouwen
der Meister
=
de kampioen
trotzdem
=
desondanks / toch
das Unternehmen
=
de onderneming
die Verwandten
=
de familieleden
verwundet
=
gewond
ausschneiden
=
uitknippen
der Ausweis
=
de pas
beinhalten
=
als inhoud hebben / bevatten
die Bestimmung
=
de bepaling
der Betreiber
=
de beheerder
dauern
=
duren
die Einverständnis
=
de instemming
einzeln
=
apart
die Erlaubnis
=
de toestemming
erziehen
=
opvoeden
gesetzlich
=
wettelijk
grundsätzlich
=
principieel
der Pfand
=
het statiegeld
die Überprüfung
=
de controle
vorher
=
van tevoren / eerder
vorzeitig
=
vroegtijdig / tijdig / op tijd
das Ziel
=
het doel
zurückweisen
=
terugsturen