EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar3-4h
Naklar3-4h-K6-DN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
verständnisvoll
=
vol begrip
die Behörde
=
overheid
berufstätig
=
werkzaam
die Distanz
=
afstand
ersetzen
=
vervangen
kurzfristig
=
voor korte tijd
die Pflegefamilie
=
pleeggezin
die Veranstaltung
=
bijeenkomst
vermitteln
=
bemiddelend optreden
zeitlich
=
tijdelijk
anrufen
=
bellen
die Auseinandersetzung
=
discussie / conflict
damals
=
toentertijd
sich ertappen
=
zich betrappen
das Loch
=
gat
locker
=
los / losjes
die Marotte
=
kuur / gril
zerfranst
=
gerafeld
der Zügel
=
teugel
ansagen
=
omroepen
die Auswahl
=
keuze
sich dehnen
=
langer worden / zich uitstrekken
erwidern
=
antwoorden
der Frosch
=
kikker
jedenfalls
=
in ieder geval
die Kassiererin
=
caissière
der Kunde
=
klant
nerven
=
irriteren
der Reißverschluss
=
ritssluiting
der Schlüssel
=
sleutel
seufzen
=
zuchten
überhören
=
niet horen
der Winkel
=
hoek
zucken
=
trillen
die Fahne
=
vlag
die Farbe
=
kleur
fordern
=
eisen
der Hersteller
=
producent
die Hose
=
broek
die Klamotten
=
kleren
die Marke
=
merk
modisch
=
modern
die Schlaghose
=
wijde broek
der Spitzname
=
bijnaam
der Streifen
=
streep
der Unterricht
=
les
die Zeitung
=
krant
ablichten
=
fotograferen
sich auszahlen
=
lonend zijn
blödsinnig
=
onzinnig
erstrebenswert
=
begerenswaardig
fördern
=
stimuleren
der Hintern
=
achterwerk
schlaff
=
slap
sofort
=
onmiddellijk
der Spruch
=
uitspraak
die Stirn
=
voorhoofd
süchtig
=
verslaafd
vorschlagen
=
voorstellen
einräumen
=
toegeven
klären
=
ophelderen
offenbar
=
blijkbaar
schmeichelhaft
=
vleiend
das Volant
=
stuur
widerlegen
=
weerleggen
zufolge
=
volgens
anspruchsvoll
=
veeleisend
sich ausprägen
=
tot uitdrukking komen
der Baukasten
=
bouwdoos
bevorzugen
=
de voorkeur geven aan
entfalten
=
ontplooien
modifizieren
=
een andere vorm geven
die Pauschalreise
=
all-in reis
die Sehnsucht
=
verlangen
unbeliebt
=
niet geliefd
das Ziel
=
doel
geschickt
=
handig
gewiss
=
zeker
heutig
=
tegenwoordig
in erster Linie
=
in de eerste plaats
klar
=
duidelijk
die Lüge
=
leugen
öffentlich
=
in het openbaar
der Ratschlag
=
advies
zur Schau tragen
=
tonen