EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar3-5h
Naklar3-5h-K3-DN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
abbauen
=
afschaffen
die Ansicht
=
de opvatting / de mening
bedauerlich
=
betreurenswaardig / jammer
erstaunlich
=
verbazingwekkend / vreemd
der Graben
=
de kloof / de sloot
pauschal
=
generaliserend
prallen
=
botsen
schließlich
=
tenslotte
die Streitereien
=
de ruzies
täglich
=
dagelijks / elke dag
zutraulich
=
vertrouwelijk / intiem
abreisen
=
vertrekken
der Ausflug
=
het uitstapje / de excursie
behaupten
=
beweren
bügeln
=
strijken
endgültig
=
definitief
garstig
=
vervelend
die Gegend
=
de streek
klingeln
=
bellen
lächerlich
=
belachelijk
das Rathaus
=
het stadhuis
schlimm
=
erg
der Stadtplan
=
de plattegrond
tatsächlich
=
inderdaad / echt
die Zehe
=
de teen
der Angriff
=
de aanval
anzünden
=
aansteken
begeistert
=
enthousiast
durchschnittlich
=
gemiddeld
erschöpft
=
uitgeput
das Gitter / die Schranke
=
het hek
die Glieder
=
de ledematen
die Heimat
=
het vaderland
trotzig
=
koppig
weder … noch
=
noch ... noch
die Wende
=
de ommekeer
widersprechen
=
tegenspreken
das Wohnheim
=
het tehuis
die Zäsur
=
het keerpunt / de cesuur
zittern
=
trillen / beven
die Ameise
=
de mier
die Angaben
=
de gegevens / de informatie
anziehend
=
aantrekkelijk
einsperren
=
opsluiten
der Erguss
=
het voortbrengsel / de uitstorting
der Herd
=
het fornuis
das Merkmal
=
het kenmerk / het kenteken
die Tastatur
=
het toetsenbord
die Umfrage
=
de enquête
umsiedeln / umziehen
=
verhuizen
zuständig
=
verantwoordelijk / bevoegd
andauernd
=
voortdurend
die Art
=
de manier / de soort
aufmerksam
=
attent / aandachtig
die Ausnahme
=
de uitzondering
die Eigenständigkeit
=
de onafhankelijkheid / de autonomie
einladen
=
uitnodigen
der Gegenstand
=
het voorwerp
gestalten
=
vorm geven / organiseren / inrichten
die Gleichberechtigung
=
de emancipatie
die Hemmungen
=
de remmingen
leisten
=
presteren
der Leistungsdruck
=
de prestatiedruk
reichen
=
voldoende zijn
sich trauen
=
durven
die Zustimmung
=
de goedkeuring / de instemming
begegnen
=
ertegen inbrengen / het hoofd bieden
die Defäkation
=
de ontlasting
der Einwand
=
het bezwaar
erwähnen
=
noemen / vermelden
die Fassade
=
de gevel
der Gehsteig
=
het trottoir / de stoep
inhaftieren
=
arresteren
plausibel
=
geloofwaardig
scheitern
=
mislukken / falen
die Sprühdose
=
de spuitbus
die Verfassung
=
de grondwet / de constitutie
der Vorschlag
=
het voorstel
der Anstieg
=
de stijging / de toename
bestätigen
=
bevestigen
gezielt
=
gericht
knapp
=
krap / nauw
das Knöllchen
=
de bekeuring / de bon
ungleich
=
onvergelijkbaar
das Vorjahr
=
het vorig jaar
weithin
=
algemeen
der Andrang
=
de drukte
ausgeklügelt
=
slim
der Dachboden
=
de zolder
der Ertrag
=
de opbrengst / de oogst
entsorgen
=
verwijderen van afvalstoffen
gemeinnützig
=
tot nut van het algemeen
knifflig
=
lastig
der Müll
=
het afval / het vuilnis
der Sprecher
=
de woordvoerder
der Trödel
=
de oude rommel